dinsdag 15 april 2008

Spring, summer, fall, winter, spring ....

De televisie stond nog aan op nederland 2. Het was al laat die zaterdagnacht. Er begon een Zuid-Koreaanse film, “Spring, summer, winter, fall”. Bij mij staat de tv soms aan, omdat ik in het voorbijgaan meestal de meest verrassende beelden opvang (na middernacht staat de tv dan ook niet op een commerciele zender, want die beelden zijn niet verrassend, op zondagochtend staat de tv vaak aan op nederland 3, want de kindertv is verrassend, ik hou van films zoals Polleke, Marieken en Scandinavische kinderfilms enzo, de Vrije geluiden of de Boeddhistische omroep zendt iets interessants uit). De Zuid-Koreaanse film was heel verrassend en hij was pas om 2 uur afgelopen, ik was ontzettend gefascineerd door wat ik zag. De eerste beelden maakten me vol afgrijzen nieuwsgierig naar de afloop van de scene. Ik zag een jongetje van een jaar of zeven, hij liep in een prachtige omgeving, een mooie natuur, zoals die in Zuid-Korea te vinden zal zijn. Hij liep een ondiep vijvertje in en ving een visje, even later zag ik hem vol leedvermaak lachend een touwtje om het lijf van de vis binden. Hij liet de vis met het touwtje weer vrij in het water, en toen zag ik tot mijn schrik dat er een steen aan het touwtje vastzat, de vis kwam maar moeizaam vooruit. Mijn eerste neiging was om het beeld weg te zappen, voor mij als vegetarier en iemand die actief anti dierenleed is, was het te erg om naar te kijken, toch werd ik geprikkeld om te willen zien waarom deze scene was gemaakt, wat was de bedoeling hiervan? Het jongetje, gekleed in een grijze pij, liep verder en ik zag hem zoekend rondkijken, plotseling glimlachte hij, hij dook ergens op af en ik zag dat hij een kikker had gevangen. Even later zag ik dat hij een touwtje om het lijf van de kikker bond, en hij liet de kikker vrij in het water en ook aan het touwtje om de kikker zat een steen, waardoor de kikker maar langzaam vooruit kwam, hij kon nergens opspringen of weer uit het water komen. Toen liep het jongetje weer op het land en keek zoekend rond, hij ving een slang, bond er een touwtje om met een steen. De slang wilde snel wegkruipen, maar door de steen ging dit niet goed, de steen bleef achter andere steentjes haken en trok de slang dan weer terug. Het volgende beeld was dat ik zag dat er een man naar het jongetje had staan kijken. Bij wat hun huis was, volgde een gesprek tussen de man en het jongetje. Er was weinig geluid in de film tot nu toe, dan alleen een achtergrondmuziekje. Het jongetje had op zijn rug een steen die was vastgebonden met een touw. Hij huilde en zei dat het erg zwaar was, dat hij zo niet kon lopen. De man zei: is het niet zo dat je een vis hebt gevangen en een touw met een steen aan hem hebt bevestigd, waardoor de vis niet goed vooruit komt? Ja meneer, zei het jongetje in het Zuid-Koreaans. En is het niet zo, dat je een kikker een touw met een steen hebt omgebonden, waardoor hij niet gemakkelijke vooruit komt? Ja meneer, antwoordde het jongetje. En heb je ook bij een slang een steen vastgebonden, waardoor die niet vooruit komt? Ja meneer. De man zei daarop: ga deze dieren verlossen, en als je dat hebt gedaan, zal ik jou verlossen. En als een van hen dood zal zijn gegaan, zal je een steen voor hem dragen in je hart voor de rest van je leven. Het jongetje ging op zoek naar de dieren, hij vond ze stuk voor stuk en zag dat ze dood waren gegaan, hij huilde bij elk van hen. Hij groeide op. Toen kwam er een vrouw bij hen logeren in deze natuurlijk rustige omgeving om beter te worden van de een of andere ziekte. Hij werd verliefd op de vrouw, en zij op hem, ze hadden sex met elkaar en hij vroeg zich af en sprak dat uit, wat dit was dat er met hem was gebeurd, want hij vreesde niet meer te kunnen leven als hij haar niet zou blijven zien. De oude man kwam er achter dat zij met elkaar gingen, hij vroeg: ben je beter geworden, waarop zij antwoordde dat zij inderdaad hersteld was van haar ziekte. De oude man zei: dan is het een goed medicijn geweest. Hierop stuurde hij weer terug naar waar ze vandaan was gekomen. De jongen, die inmiddels een jongeman was geworden, huilde en bad. Maar hij kon het niet verdragen en reisde achter haar aan. Midden in de nacht verdween hij. Het was zomer. Een tijd later las de oude man een berichtje in de krant, er stond een foto bij. Het berichtje ging over een man die op de vlucht was, omdat hij zijn vrouw had vermoord. De oude man bereidde zich voor op de ontvangst van de jongeman. Een dag later arriveerde hij. De oude man zei: waarom ben je weggegaan? De jonge man antwoordde: ik hield van haar. De oude man vroeg: waarom heb je haar gedood? De jonge man antwoordde: ze verliet mij voor een andere man. Hij werd heel kwaad, toen er hij alles weer in gedachten kreeg. De oude man zei: Wat ons dierbaar is, is ook dierbaar voor anderen. Hij droeg de jonge man op te boeten, zij wisten beiden dat hij door de politie gehaald zou worden en dat hij de doodstraf zou kunnen krijgen. De oude man beval hem te bidden, tijdens zijn bidden sloeg de oude man de jongen met een stok, net zolang tot de jongen niet meer kon staan, toen bond hij hem met een touw dusdanig dat de jongen met vastgebonden handen en benen in een gebogen houding aan het plafond hing. Het touw was verder vastgemaakt van het plafond naar beneden en onder het touw brandde een kaars, waardoor het touw zou worden doorgebrand. Toen dat gebeurde viel de jongen op de grond. De oude man zei: je doodt makkelijk, maar bent moeilijk te doden. Toen schilderde de oude man tekens op het houten terras, heel veel Koreaanse tekens. Hij droeg de jongen op om deze met het mes, het moordwapen, uit te kerven. In de verte kwamen twee mannen van de politie aan, de oude man liet hen naderen, de jongen wilde zich gaan verdedigen, maar de oude man, zei: waar wacht je op? Ga door met je opdracht. Dus de jongen ging door met het uitkerven van de tekens. De mannen vroegen: hoelang gaat het duren? En de oude man antwoordde: tot morgenvroeg. De jonge man ging de hele nacht door, bij het licht van een kaars, kerfde hij alle tekens uit in het hout. Toen hij klaar was viel hij om, in slaap. Terwijl hij sliep verfden de oude man en de twee politiemannen alle tekens in kleuren, en toen dat klaar was, maakte de oude man de jongen wakker. Hij zei: het is tijd. Hij werd meegenomen. Het werd winter. De oude man leefde alleen verder. Toen zijn tijd gekomen was, maakte hij een brandstapeltje op zijn boot, haalde de stop uit de bodem van de boot, hij ging op de brandstapel zitten en stak deze aan en zo stierf hij. Toen de jongeman zijn tijd had uitgezeten, kam hij terug, hij trof niemand aan, met een heleboel rituelen leek het alsof hij afscheid nam van de oude man, hoewel die er niet meer was. Op een dag kwam er een vrouw met een huilend klein jongetje. De vrouw had haar gzicht verborgen in een doek, ze huilde. Het jongetje bleef bij de man. De vrouw vluchtte over het ijs en viel in een wak en verdronk. De man deed weer boete, hij had een boeddhabeeld en een kleine molensteen, de molensteen bond hij aan een touw en deed dat om zijn middel. Met deze twee zware dingen maakte hij een lange tocht, hij sleepte de steen achter zich aan. Het was lente. Toen eindigde de film.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten